[Fr.] (ruïneerde, heeft geruïneerd),
1. in stukken breken, verwoesten, vernielen, stukmaken, thans vooral van kleding gezegd;
2. te gronde richten, in het verderf storten: thans m.n.: zijn vermogen of fortuin doen verliezen, tot armoede brengen: geruïneerd zijn; ook wederk.: hij zal zich nog.