m. (-hanen), Rupicola, vogelgeslacht uit de familie cotinga’s, waartoe slechts twee soorten behoren, die voorkomen in de bossen van Zuid-Amerika.
De rotshaan is een vogel ter grootte van een Vlaamse gaai. Hij heeft een korte staart, en wordt verder gekenmerkt door een kam, die zich als een dubbele waaier uitspreidt van de snavelbasis tot boven op de kop. De oranje rotshaan, Rupicola rupicola, die voorkomt in de Guyana’s, Venezuela, Noord-Brazilië en een deel van Colombia, is oranje, j behalve de zwart-met-witte slagpennen en een smalle kastanjebruine streep over de kam. De Peruviaanse rotshaan, R. peruviana, die meer naar het | westen voorkomt en aan de andere kant van de An' des in Colombia, Ecuador, Peru en Bolivia, is lichtrood met grijs-witte vleugels en staart. De vrouwtjes van beide soorten hebben een vaalbruin verenkleed. De mannetjes hebben vaste baltsplaatsen of arena’s, waar 40 of meer vogels kunnen baltsen. Ieder mannetje heeft daar een eigen klein baltsterritorium.
