(ook: Lozi, Rozi; mv. Barotse), Bantoevolk in Zambia.
De Rotse zijn ca. 300 jaar geleden vanuit het noorden hun huidige woongebied, de centrale Zambesilaagvlakte, binnengetrokken. Zij onderwierpen de oorspronkelijke paleonegride groepen aan hun gezag. Hun bestuur wordt gekenmerkt door een hiërarchisch gestructureerde vroegstaatsorganisatie met een korps van functionarissen (vaak verwanten van de koning), met een koning aan het hoofd. De Rotse hebben een bilaterale verwantschapsorganisatie, waarbij exogamie bestaat ten aanzien van verwantschapsgroepen van vaderszowel als van moederszijde. De koning, die door de Koeta (het hoogste rechtscollege) wordt gekozen uit de prinsen van den bloede, wordt geacht af te stammen van een goddelijke vrouw. Zijn macht is zeer groot; in vele opzichten stemmen de rituelen rond het koningschap overeen met die in het oude rijk Monomotapa, dat door de Rotse werd vernietigd. Het aantal Rotse bedraagt ca. 180000.De taal van de Rotse wordt meestal Lozi genoemd; in de omringende gebieden heeft het de status van een voertaal verworven. Het is in wezen de taal van de Kololo, weliswaar beïnvloed door het Luyi.
LITT. V.W.Turner, The Lozi peoples of Northwest-Rhodesia (1952); I.Cunnison, History on the Luapula (1961); M.Gluckman, Ideas in Barotse jurisprudence (1965).