Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Roselle

betekenis & definitie

v./m., Hibiscus sabdariffa, een struikachtig, vezelleverend kruid uit de familie Malvaceae.

Roselle kan 0,5–4 m hoog worden en is waarschijnlijk afkomstig uit tropisch Afrika en vandaar over andere tropische gebieden verbreid. Oorspronkelijk werd roselle verbouwd als groente en als leverancier van een smakelijk zuur sap, bereid uit de gezwollen kelkblaadjes, voor o.a. limonade. Uit de struikvorm heeft men een vorm met lange, verticale, weinig vertakte stengels (Hibiscus sabdariffa, var. altissima) gekweekt, die geteeld wordt als bastvezelgewas evenals de er in groeiwijze zeer veel op lijkende kenaf (H. cannabinus). De vezel van beide planten kan jute vervangen als grondstof voor zakken e.d., terwijl de gewassen zich beter dan jute lenen voor een gemechaniseerde cultuur en minder eisen stellen aan de watervoorziening. Roselle vraagt een niet te zware, goed doorlatende grond, een diepe grondbewerking, en behoorlijke bemesting. Het gewas bereikt 6–7 maanden na het zaaien een hoogte van 3–4 m en begint dan te bloeien; dit is het tijdstip waarop de stengels geoogst moeten worden.

De vezel wordt meestal door roting geïsoleerd; zij is iets sterker, lichter van kleur, glanzender, en beter bestand tegen vocht dan die van jute, maar ook duurder. De omvang van de produktie is moeilijk te bepalen, omdat men in India, het voornaamste produktiegebied, roselle en kenafvezel onvoldoende uiteen houdt en beide als mesta op de markt brengt. Ook in Thailand schijnen beide soorten dooreen te worden gehaald. In Midden-Java is de commerciële teelt van roselle omstreeks 1930 ingevoerd om grondstof te krijgen voor een zakkenfabriek. De opbrengst per ha kan tot 3,5 t spinbare vezel bedragen.

< >