Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Rondwormen

betekenis & definitie

m. (mv.), (ook: aaltjes; vroeger: draadwormen), Nematoda, een fylum van het dierenrijk, waartoe dieren behoren met een ongeleed, meestal draadvormig lichaam, overal in enorme aantallen voorkomend.

Rondwormen zijn kleine (gemiddeld 0,5-5 mm), meercellige dieren met een ruime lichaamsholte, gelegen tussen ecto-en entoderm, maar zonder eigen wand (pseudocoeloom). Deze primaire lichaamsholte is gevuld met vloeistof. De opperhuid is rijk aan slijmklieren en is bedekt met een wasachtig laagje (cuticula), dat uit eiwitten en polysachariden bestaat. Aan de opperhuid grenst een spierlaag (huidspierzak), die met plasma-uitsteeksels direct in verbinding staat met het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel is eenvoudig van bouw; een aantal zenuwknopen is onderling verbonden en vormt o.a. een ring rond de slokdarm. De uitscheidingsorganen bestaan uit twee in de lengte verlopende kanalen met een dwarsverbinding (dit geheel bestaat uit slechts één cel), en liggen in de lichaamsholte, evenals de geslachtsorganen en de darm.

De darm bestaat uit één laag cellen zonder klieren. Rondwormen zijn van gescheiden geslacht. Dit fylum telt naar schatting 0,5 mln. soorten, waarvan een 15000tal is beschreven. Er behoren diverse parasitisch levende soorten toe. Voorbeelden: aardappelcystenaaltje, aarsmade, bietenaaltje, filariën, mijnworm, spoelworm, stengelaaltje, trichinen.

< >