(vloog rond, heeft en is rondgevlogen),
1. vliegend een kring beschrijven of de omtrek van iets volgen: de mug vloog om de kaars rond;
2. vliegen in alle richtingen;
3. in snelle vaart een kring beschrijven of om iets heen lopen of rijden;
4. met grote snelheid in alle richtingen door een ruimte geslingerd worden: de scherven vlogen overal rond.