m. (-ten),
1. pot die met een (varkensblaas is overspannen, waardoor men in het midden een rietje gestoken heeft dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt, resulterend in een dof geluid: met de lopen;
2. (gew.) knorrepot, pruttelaar, brombeer.
Op oudejaar, Driekoningen of vastenavond trokken in Nederland en België kinderen met rommelpot of foekepot rond en zongen daarbij liedjes, waarvoor zij getrakteerd werden of geld kregen. Folkloristische zanggroepjes maken weer gebruik van de rommelpot.