Italiaanse schrijfster, *1908 Cuneo (Piemonte). Romano studeerde letteren te Turijn en wijdde zich tegelijkertijd aan de schilderkunst.
Haar werk wordt gekenmerkt door de geheel eigen, rechtstreekse verteltrant. Behalve het in dagboekvorm geschreven L’uomo che parlava solo (1961), waarin de hoofdpersoon zich aan een strenge introspectie onderwerpt, zijn al haar werken autobiografisch. Werken: proza: Le metamorfosi (1951), Maria (1953), Tetto murato (1957), La penombra che abbiamo attraversato (1964), Le parole tra noi leggere (1969), L’ospite (1973); poëzie: Fiore (1941), L’autunno (1954).