Ned. gemeente in de prov. Limburg, aan de samenvloeiing van de Maas en de Roer, 28,90 km2 (rivierklei, zandgrond), 36.530 inw., 90% r.k., 2,5% n.h., 1% geref., 3% overige en 3,5% g. kerkg.
Middelgrote stad met een belangrijke verzorgende functie voor een wijde omgeving. Van de beroepsbevolking werkt ca. 50% in handel, verkeer en diensten. De stad is bisschopszetel, garnizoensstad en een knooppunt van spoorwegverbindingen. Roermond bezit vele rijks-en onderwijsinstellingen en landbouworganisaties. De industrie is m.n. op de agrarische sector gericht (de grootste eiermijn van Europa, veevoeder-, kunstmest-en zuivelfabrieken); verder confectie, metaal, papierindustrie en elektrotechnische bedrijven. De plassen langs de Maas, die ontstaan door zanden grindafgravingen, zijn voor de recreatie bestemd.
De oude binnenstad van Roermond, die zich waarschijnlijk ontwikkelde tegen een castrum of burcht, ligt op een in het Maasdal vooruitspringende heuvel en telt vele monumenten, o.a. de Munsterkerk (13e eeuw), de Sint-Christoffelkerk (kathedraal, 15e eeuw), het kartuizerklooster (18e-eeuws gebouw, met 14e-eeuwse kerk), de Kapel in 't Zand (15e eeuw), minderbroederskerk (1400), Huis Kraanpoot (1764), voorgevel van het stadhuis aan de markt (18e eeuw). Tot de gemeente behoren naast de stad Roermond de dorpen Broekhin, Leeuwen en Maasniel.GESCHIEDENIS
Roermond (ontstaan 11e eeuw?) werd in de 14e eeuw Hanzestad, behoorde van ca. 1300-1700 aan Gelderland. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het in 1572 voor korte tijd staats, in 1632 werd het veroverd door stadhouder Frederik Hendrik, maar in 1637 viel het weer in Spaanse handen. Roermond bleef in 1648 Spaans, werd in 1713 Oostenrijks, in 1794 Frans, in 1814 Ned. Tijdens de Belg. Revolutie was Roermond in Belg. handen, maar in 1839 werd het weer Ned. Roermond was van 1559-1801 en is sinds 1853 opnieuw rooms-katholiek bisschopszetel.
LITT. J.G.F.M.G. van Hövell tot Westerflier, Roermond, vroeger en nu (1968).