Alle goed met uitzondering van onroerend goed. In Nederland en België zijn roerend uit haar aard zaken die zichzelf kunnen verplaatsen of die verplaatst kunnen worden.
Zo zijn schepen, schuiten, ponten, op vaartuigen geplaatste of andere losse molens, baden roerend. Ook verklaart de wet roerend:1. het vruchtgebruik en gebruik van roerende zaken;
2. gevestigde renten, hetzij altijddurende of lijfrenten;
3. verbintenissen en vorderingen die opeisbare geldsommen of roerende goederen tot onderwerp hebben;
4. actiën of aandelen in maatschappijen van geldhandel, koophandel of nijverheid; zelfs wanneer onroerende goederen, op die ondernemingen betrekking hebbend, aan die maatschappijen toebehoren;
5. aandelen in 's rijks schuld, hetzij inschrijvingen op het grootboek, hetzij certificaten, schuldbekentenissen, obligaties of andere effecten, met de daartoe behorende coupons of rentebewijzen;
6. actiën in of coupons van obligaties van alle andere geldleningen. Het auteursrecht, het octrooirecht en het kwekersrecht worden als roerende zaken beschouwd. Bestemming en verbinding maken roerende zaken onroerend; opheffing daarvan maakt ze weer roerend, bijzaak, aardvast. Vervroegd roerende zaken zijn zaken die nog onroerend zijn van aard, maar die bij een rechtshandeling al reeds los van de grond behandeld worden, b.v. nog wortelvaste oogst.