bn. en bw., van, uit Roemenië of van de Roemenen of hun taal; zn. o., de taal der Roemenen.
Het Roemeens behoort tot de Romaanse talengroep en is een voortzetting van het Latijn dat in de oude Romeinse provincie Dacië werd gesproken. De Roemeense taal vertoont vier hoofddialecten:
het Dacoroemeens (het eigenlijke Roemeens), dat gesproken wordt op de linkeroever van de Donau (en deels op de rechteroever in Servië, Bulgarije en de Dobroedzja), in Moldavië, Walachije, Transsylvanië of Zevenburgen, het Banaat van Temesvar, de Boekovina, Bessarabië enz., en dat op zijn beurt weer in verschillende streektalen onderverdeeld kan worden, zoals het Walachijs, het Moldavisch enz.; het Macedoroemeens (Aroemeens), dat door de Zuidroemenen in Macedonië en eveneens in Thessalië, Epeiros en Noord-Albanië gesproken wordt, maar in het noorden van dit gebied onder het binnendringen van de omringende Bulgaarse dialecten geleden heeft; het Meglenoroemeens (Meglenitisch), dat in een gebied ten noordoosten van Saloniki gesproken wordt; het Istroroemeens, dat nog slechts in enkele dorpen van Istrië voorkomt.
Op fonetisch en semantisch gebied heeft het Roemeens de Latijnse elementen vrij goed bewaard, zodat het dikwijls dichter bij de moedertaal is gebleven. De geschiedenis van het Roemeens heeft zich geheel verschillend ontwikkeld van die der zustertalen, door de geweldig grote invloed die andere taalgroepen, m.n. het Slavisch, op het Roemeens hebben uitgeoefend tengevolge van het nauwe contact dat de Roemenen vanaf de 4e eeuw met die volkeren hebben gehad, terwijl zij van de overige Romaanse volkeren gescheiden waren. Bovendien hebben de Latijnse elementen van het Roemeens een zeer speciaal karakter, naast een zeker conservatisme, waardoor het Roemeens b.v. de korte Latijnse u behoudt, zoals in subtilis, subtire, evenals de explosieve medeklinkers, ook wanneer deze tussen twee klinkers geplaatst zijn, ripa ripă tegenover het Franse rive en het Spaanse en Portugese riba, Italiaans riva, het verzachten van de slotklinkers, waarbij o verdwijnt, i en u verdwijnen of verzwakken, terwijl a verzwakt tot ă en alleen e gehandhaafd blijft. Verder behoudt het Roemeens de vocativus mannelijk enkelvoud op e (tweede Latijnse declinatie), b.v. domine doamne, voorts de dativus vrouwelijk enkelvoud, vlg. casae case (van en aan het huis). Ook op semantisch gebied zijn de Latijnse invloeden zichtbaar: lingula lingură, libertäre iertà, conventum cuvînt (woord) enz. Terwijl in tegenstelling met m.n. het Frans iedere Germaanse invloed op de Roemeense taal ontbreekt, is daarentegen het aantal Slavische, Turkse, Byzantijnse, Nieuwgriekse, Hongaarse en Albanese woorden zeer groot.
Door Slavische invloed werd de uitspraak van de e tot je, wordt het voorzetsel de voor de telwoorden (vanaf 20) geplaatst en doet zich het pleonastisch gebruik van de conjunctie unde voor, dat met een even pleonastisch toen te vertalen is. Voorts gaat de vocativus vrouwelijk uit op o.
LITT. K.H.Schroeder, Einführung in das Studium der rumänischen Sprachwissenschaft und Literaturgeschichte (1967); A.Lombard, La langue roumaine, une présentation (1974).