Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Roeipootkreeften

betekenis & definitie

v./m. (mv.), Copepoda, een onderklasse van geleedpotigen, behorend tot het subfylum schaaldieren; er behoren ruim 4500 soorten toe.

De roeipootkreeften zijn zeer kleine tot middelgrote dieren. Er behoren zowel vrijlevende als parasitaire soorten toe. De vrijlevende roeipootkreeften zijn in het algemeen klein tot zeer klein (0,3—10 mm lang). Hun lichaam is uit een aantal segmenten opgebouwd, waarvan sommige met elkaar vergroeid kunnen zijn; er is geen rugschild. Het achterlijf eindigt in een staartvork (furca). De antennen zijn sterk ontwikkeld en doen dienst bij het zwemmen.

De eieren worden meestal in twee pakketjes meegedragen. De vrijlevende soorten komen in vrijwel alle zeeën en in vrijwel alle zoete en brakke wateren voor; zij worden van het hooggebergte tot in de diepzee aangetroffen, en zijn zelfs buiten het water in vochtige omgeving gevonden. In zee maken zij soms een groot deel van het plankton uit en vormen dan, ondanks hun geringe afmetingen, een uiterst belangrijk visvoedsel. De bekendste inheemse zoetwaterroeipootkreeften behoren tot het geslacht Cyclops.

Parasitaire roeipootkreeften omvatten o.a. soorten die veel groter kunnen worden dan de vrijlevende. Zo bereiken soorten van het geslacht Penella, dat parasitair op vissen en walvissen leeft, een lengte van soms 32 cm. Vele parasitaire soorten hebben een bizarre lichaamsvorm en zijn daardoor soms moeilijk als roeipootkreeften te herkennen, b.v. soorten van het geslacht Lemaeocera, dat o.a. op schelvisachtigen parasiteert, die bij vissers als ‘haantjes’ bekend zijn. De parasieten kunnen schadelijk zijn indien zij in grote aantallen optreden, b.v. de mosselparasiet Mytilicola intestinalis.

< >