[Tsjechisch robota, arbeid], m. (-s),
1. kunstmens, mechanisme dat min of meer de gedaante van een mens heeft en bewegingen, verrichtingen of arbeid kan uitvoeren;
2. mechanische inrichting die zware spierarbeid kan vervangen of eentonig werk kan verrichten.
De robot is een mechanisme dat uit zichzelf (door middel van elektrische instrumentatie, fotocellen enz.) menselijke of door de mens gewenste bewegingen kan uitvoeren en die als het ware met ‘menselijke intelligentie en denkvermogen’ op contacten met mensen en dingen en op situaties en problemen kan reageren. De eerste robot was de Televox van R.J.Wensley te Pittsburgh (1927). In 1951 construeerde men te Bristol een fietsende robot. De Amerikaanse firma General Electric heeft een robot ontwikkeld, de Hardiman (sterke man), die in staat is om een gewicht van 680 kg van de grond op te pakken, ca. 2 m hoog op te heffen en hiermee een ladder te beklimmen.
De automaten uit de 18e eeuw, die als mensen waren uitgebeeld, waren voorlopers van de hedendaagse robots.
De bouw van robots heeft de ontwikkeling van de cybernetica (stuurkunde) en de afstandsbediening sterk bevorderd, het laatste veelal met behulp van radiografisch bestuurde apparaten. Vooral in de laatste jaren is door de microminiaturisatie en computertechnieken én de vraag naar automatisering, de ontwikkeling van industriële robots sterk toegenomen.
Dit zijn automatische werktuigen die zonder verdere ingrepen, gedurende langere tijd, snelle en nauwkeurige, repeterende handelingen kunnen verrichten, b.v. het opnemen van materialen en ze op de juiste plaats neerleggen. Industriële robots worden toegepast in fabricagestraten of plaatsen waar de omgeving minder voor mensen geschikt is, b.v. door hoge temperatuur.