onbep. w., (ook: ringsteken), wedstrijdrijden (met rijtuig e.d.) waarbij men al rijdend een stok door een hangende ring moet steken.
Het ringrijden was een variatie van het steekspel: de ridder stak met zijn lans naar een in de renbaan opgehangen ring. De ring herinnerde aan de mei-of oogstkrans, symbool van vruchtbaarheid. Later werd het ringrijden een volksvermaak, vooral bij de kermis. De kunst is dan op een ongezadeld paard driemaal achtereen de ring te steken met een houten lans van één m lang. In Zeeland is ringrijden bekend als rinkrieën en m.n. op Walcheren beoefend. Pinksterdrie was daar voor vele dorpen de dag van het ringrijden, in Middelburg op de donderdag van de kermis.
In 1950 werd de Zeeuwse Ringrijdersvereniging opgericht. Op verscheidene plaatsen in Twente en de Achterhoek wordt ringrijden tijdens de najaarskermis beoefend. Ringsteken vindt plaats op wagen, slede, schaatsen of fiets. In Friesland, Groningen en Noord-Holland zitten paren in een sjees (tweewielig sportrijtuig) en steekt de dame de ring.