Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Rijn (rivier)

betekenis & definitie

[Lat.: Rhenus], rivier in West-Europa, uitmondend in de Noordzee, 1320 km lang, met een stroomgebied van 224400 km². loop. De Rijn ontstaat in de centrale zone van de Zwitserse Alpen uit de Achter-Rijn (61 km), die op 2216 m boven zeeniveau uit de Rheinwaldgletscher ontstaat, en de Voor-Rijn, die op 2344 m uit het Tomameer ontspringt.

De Achter-Rijn stroomt in het begin door het kloofvormige Rheinwalddal, vervolgens door het aanvankelijk bredere Schamsdal en vormt bij Reichenau samen met de Voor-Rijn de Alpen-Rijn. Met een boog stroomt de Rijn dan in noordelijke richting en vormt de staatsgrens tussen Liechtenstein en Zwitserland. Bij Rheineck mondt de rivier in het Bodenmeer, waarin zij jaarlijks 3 mln. kg puin afzet. Hier is de loop geregulariseerd. Bij Konstanz verlaat de rivier het meer. In zigzagloop stroomt de Rijn (als Hoog-Rijn) in westelijke richting naar Bazel.

Hier liggen verschillende stroomversnellingen. Links neemt de Rijn de Aare en de Birs op. Vanuit Bazel staat de Rijn door een kanaal naar de Doubs in verbinding met de Rhône. Bij Bazel buigt zij in noordelijke richting en stroomt door een zuidzuidwest-noordnoordoost gestrekte brede laagte, de Bovenrijnse Laagvlakte. Van links komt de Ill, die het water van de Vogezen afvoert en zich bij Straatsburg met de Rijn verenigt. Van rechts komt bij Mannheim de Neckar en bij Mainz de Main.

Zij buigt zich vervolgens bij Biebrich om de Taunus heen in westelijke richting tot Bingen, waar zij weer naar het noorden ombuigt. Van Bingen tot Bonn stroomt de Rijn door het Rijnleisteenplateau, in een scherp ingesneden, nogal nauw dal met verscheidene stroomversnellingen, waarvan men de hinderlijkste heeft opgeruimd. Een verbreding van het Rijndal vormt het Bekken van Neuwied. Van links neemt de Rijn de Nahe (bij Bingen), de Moezel (bij Koblenz) en de Ahr (bij Linz) op, van rechts de Lahn (bij Lahnstein), de Wied (bij Neuwied) en de Sieg (bij Bonn). Bij Bonn komt de Rijn in de Keulse Bocht en vervolgens in het gebied van de Noordduitse Laagvlakte. Van links komt de Erft, van rechts komen de Wupper, de Ruhr, de Ermscher en de Lippe.

De rivier vormt van Bazel tot boven Karlsruhe de grens tussen Frankrijk en de BRD. Van daar tot Lobith stroomt de Rijn op Duits, daarna op Ned. grondgebied.Waar de Rijn Nederland binnenkomt, wordt hij aldaar Boven-Rijn genoemd. Vroeger splitste de Rijn zich in de nabijheid van Emmerik in Boven-Rijn en Neder-Rijn (de rechterarm die bijna geheel verland is). In 1701 werd een inundatiekanaal, Pannerdens Kanaal aangelegd; door een doorbraak werd het in 1711 een arm van de Boven-Rijn en later door bandijken beschermd. De Boven-Rijn is in 1774–76 gekanaliseerd door het Bijlandsch Kanaal. Vanaf Pannerden, waar de Waal zich van de rivier afsplitst, tot Wijk bij Duurstede heet de rivier Neder-Rijn. De Neder-Rijn staat bij Westervoort een deel van zijn water af aan de IJssel.

Reeds in de 18e eeuw is verdeling van de waterhoeveelheid over de armen bepaald: 66 % via de Waal, 19 % via de Rijn-Lek, 15 % via de IJssel. Vanaf Wijk bij Duurstede wordt de rivier Lek genoemd. Tot de 11e eeuw waterde de Neder-Rijn af via de Kromme Rijn en de Oude Rijn. Het Rijnwater bereikt via Lek (Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg) en Waal (Merwede, Noord, Oude Maas en Nieuwe Waterweg) de Noordzee, via IJssel het IJsselmeer. De geringste diepte in de vaargeul van de Boven-Rijn is 3,80 m; die van de Neder-Rijn is 2,50 m.

Tot het stroomgebied van de Rijn behoren de Zwitserse Jura, bijna het gehele Zwitserse Heuvelland (Mittelland), het grootste gedeelte van de Zwitserse Alphen, de grote kom, met het Bodenmeer als centrum, het Zuidwestduitse cuestalandschap, de Vogezen; verder bijna het gehele Lotharings–Luxemburgs cuestalandschap, het Rijnleisteenplateau en een deel van Oost-Nederland, ten noorden van de Maas en ten zuiden van de Overijsselse Vecht. Op de Waal watert vrijwel niets af, de Boven-Rijn en de Neder-Rijn ontvangen slechts weinig water van enkele polders en van de zuidrand van de Veluwe; de IJssel heeft het grootste stroomgebied.

HYDROGRAFIE. Hydrografisch kan men de Rijn in twee delen splitsen, boven en beneden de monding van de Neckar. In het bovendeel wordt de waterstand beheerst door het smelten van de sneeuw in de Alpen: hoge waterstanden vallen in juni–aug., ’s winters staat de rivier laag. In het benedendeel overheerst de invloed van de regenval, die stroomafwaarts toeneemt. Beneden de monding van de Neckar is meestal het hele jaar voldoende water voor de scheepvaart. Stroomafwaarts neemt het verschil tussen hoogen laagwater af.

Het Bodenmeer heeft een nivellerende invloed op het verschil tussen hoog en laag water: bij de ingang is de verhouding tussen hoog en laag water 1:78 en bij de uitgang 1:1

1. Tussen Bodenmeer en Straatsburg bedraagt het verhang 1:1000, beneden Straatsburg gemiddeld 0,24:1000. Bij hoog water bereikt de Rijn een snelheid van 18 km/h bij Istein. Bij laag water daalt de snelheid tot 8–9 km/h bij Emmerik en 3,5 km/h in Nederland.

Door middel van kribben houdt men de vaargeul op een bepaalde breedte en een bepaalde diepte. Bij de Conventie van Bern (28.3.1929) werd tussen Duitsland en Zwitserland overeengekomen de loop van de rivier tussen Straatsburg en Bazel bruikbaar te maken (vaargeul op 2 m, breedte 70–90 m). In 1932 kwam het Kembser Kanaal gereed, zodat de vaart van Bazel door dit kanaal gaat en vervolgens door de gereguleerde Rijn. Het Rijn–Main–Donaukanaal is nog in aanleg.

ECONOMIE. De Rijn is van belang geweest voor de visvangst, zalm was een veel gevangen vissoort. Door de vervuiling die de industrialisering met zich meebracht, zijn zeker 15 vissoorten uit de Rijn verdwenen. Van grote betekenis is de Rijn voor scheepvaart, industrie, elektriciteitsopwekking (tussen Bodenmeer en Straatsburg) en drinkwatervoorziening. In Nederland is de Rijn voor de handel een van de belangrijkste waterwegen ter wereld. Het grootste deel van het scheepvaartverkeer dat Lobith passeert, m.n. de grote schepen, gaat langs de Waal.

In het verkeer overweegt het vervoer van massagoederen. De belangrijkste Duitse omslaghaven is Duisburg-Ruhrort; andere binnenhavens zijn Mannheim, Keulen, Ludwigshafen, Straatsburg. Rotterdam fungeert vooral als omslaghaven voor de zeevaart.

Ca. 20 mln. Europeanen gebruiken Rijnwater als drinkwater. In Nederland nemen m.n. de steden Amsterdam en Dordrecht en verder geheel Noord-Holland Rijnwater af. De waterzuiveringsbedrijven kampen niet alleen met grote technische problemen om het sterk vervuilde water te reinigen, maar ook met door zout ernstig aangetaste leidingen. Het zijn de in Zwitserland, de BRD, Frankrijk en Nederland langs de Rijn gevestigde industrieën die de grote en moeilijk te bestrijden vervuiling veroorzaken, m.n. de Franse kalimijnen en de chemische fabrieken in de BRD. Dagelijks wordt tenminste 50000 t chloride aan de rivier toegevoegd.

Doordat Nederland het laatste land is waardoor de Rijn stroomt, ondervindt dit de ergste gevolgen van de grote vervuiling. Reeds vanaf 1950 poogde de Internationale Rijncommissie een situatie te creëren waarin alle Rijnoeverstaten de handen ineenslaan om de rivier te reinigen en rein te houden. Economisch eigenbelang en de geringe bevoegdheid van dit ambtenarencollege waren er oorzaak van dat geen enkel land maatregelen van werkelijke betekenis nam. Er kwamen wel afspraken tot stand, m.n. met Frankrijk ten aanzien van de gewraakte zoutlozingen, maar zij werden niet nagekomen. In 1976 kwam een akkoord over de afval van chemische stoffen tot stand (met de grijze lijst van chemische stoffen en de zwarte lijst)', over de Franse zoutlozingen is overleg gaande.

LITT. C.A.Ferrier, La liberté de navigation sur le Rhin de Bâle à la mer (1955); K.A.Walther, Vom Meer zu Bodensee (1957); G.Matschi, Die Europäischen Gemeinschaften und die Freiheit der Rheinschiffahrt (1965); Internationale Rijngroep en Vereniging Milieudefensie, Rijnnota (1973); J.Willems, Groot Rijnboek (1977).

< >