v. (-en), Ned. rijksinstelling bedoeld voor diegenen die wegens bedelarij, souteneurschap, landloperij of rijden onder invloed veroordeeld zijn.
Het Ned. WStr kent plaatsing in een rijkswerkinrichting als bijkomende straf (art. 9 WStr) voor een tijd van ten minste drie maanden en ten hoogste drie jaar. De straf gaat in op de dag, waarop de hoofdstraf eindigt (art. 32). In de gevallen bedoeld in de artt. 434, 453 kan zij alleen worden opgelegd aan personen die tot werken in staat zijn. Plaatsing in een rijkswerkinrichting kan een spiegelende straf worden genoemd, nl. van arbeidsgewenning van arbeidsschuwe personen. De afschaffing van de rijkswerkinrichting is reeds enkele malen door de minister van Justitie aangekondigd omdat niet alleen in de rijkswerkinrichting, maar in het gehele gevangeniswezen arbeid een discussiepunt is. Het minimum van drie maanden rijkswerkinrichting (het maximum is een jaar) als bijkomende straf voor de vierde of volgende keer dat de overtreding openbare dronkenschap wordt begaan steekt schril af bij de twee weken gevangenisstraf die een automobilist voor het misdrijf rijden onder invloed riskeert.
In België bestaat als hoofdstraf dwangarbeid; gezien alleen al de duur, ten minste 10 jaar, maximaal levenslang, een geheel andere straf dan de plaatsing in een rijkswerkinrichting.