v. (g. mv.),
geheel van de metingen, de berekeningen en van de hieruit afgeleide coördinaten van punten, regelmatig verspreid over het grondgebied van de Nederlandse en Belgische rijken. De punten van een driehoeksmeting vormen het driehoeksnet dat als basis dient voor topometrische (landmeetkundige) werkzaamheden. De metingen van het Ned. hoofddriehoeksnet zijn m.n. verricht in 1888-1904 door de Rijkscommissie voor Geodesie. De plaats en oriëntering van het driehoeksnet op aarde is bepaald door de astronomische lengte-, breedte- en azimutbepalingen, te Leeuwarden, Ubachsberg en Zierikzee. Als centraal punt geldt de spits van de Onze-Lieve-Vrouwetoren te Amersfoort. Het driehoeksnet is met stereografische projectie afgebeeld op een plat vlak. Het aldus gevormde coördinatenstelsel wordt op topografische kaarten gebruikt, zodanig dat een van de assen evenwijdig loopt met de meridiaan van Amersfoort.
Het ligt in de bedoeling het driehoeksnet te verdichten tot 4000 punten, waarbij de kleinste afstand tussen de punten ca. 4 km zal bedragen. De coördinatielijsten zijn bij de Rijkswaterstaatsdienst verkrijgbaar.
In België werd van 1861-85 een rijksdriehoeksnet ontwikkeld door het Krijgsdepot van het Ministerie van Oorlog. Na de Eerste Wereldoorlog waren echter vele merktekens vernield of verplaatst, zodat de rijksdriehoeksmeting opnieuw werd uitgevoerd. Als centraal punt diende de sterrenwacht te Brussel en de berekeningen werden uitgevoerd op de ellipsoïde van Hayford. In 1950 was een driehoeksnet klaar, waarop de nieuwe basiskaart steunde. Nadien werd door het toenmalige Militair Geografisch Instituut overgegaan tot nieuwe metingen en vereffening. Dit leidde tot de huidige coördinaten, die bij het Nationaal Geografisch Instituut verkrijgbaar zijn.