Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Rijkdom

betekenis & definitie

m. (-men),

1. toestand waarin iemand verkeert die veel geld en goed bezit; het rijk-zijn: tevredenheid, gezondheid gaat boven rijkdom; (spr.) rijkdom en een dubbeltje kennen elkaar, zuinigheid voert tot rijkdom;
2. geld en goed, vermogen: rijkdom vergaren, naar rijkdom jagen; dikwijls in het mv.: de rijkdommen van de grote havenstad; in betrekkelijke zin: dit is mijn hele rijkdom, alles wat ik bezit; (fig.) zijn liefde was haar rijkdom ; zijn innerlijke rijkdom, zijn geluk;
3. al die goederen die de mens van nut zijn: de natuurlijke rijkdommen, bodemschatten, natuurvoortbrengselen: een betere verdeling der rijkdommen;
4. de rijke stand, de rijke mensen: er woont daar veel rijkdom;
5. het in ruime mate of hoeveelheid aanwezig zijn van wat door elk bijzonder geval bepaald wordt: de rijkdom van onze taal.

< >