m. (-s),
1. iemand die te paard zit, ruiter; gele rijders: Ned. korps rijdende artillerie;
2. iemand die met een fiets, auto enz. rijdt; persoon in die kwaliteit: hij is een goed, een voorzichtig rijder;
3. schaatsenrijder;
4. voormalig muntstuk met een ruiter als beeldenaar. Gouden rijders zijn te onderscheiden in:
1. gouden munt van de Bourgondische Nederlanden, geslagen 1434—1440;
2. gouden munt van Gelderland, Overijssel, Friesland, geslagen 1581 rijder 1599;
3. gouden munt van de Republiek der Verenigde Nederlanden,
a. geslagen 1606-1640, koers 10 gulden en 2 stuiver, en
b. van 1749-1765 met waardeaanduiding 14 gulden. Daarnaast bestaan halve gouden rijders.
Zilveren rijders zijn:
1. zilveren munt van Gelderland en Friesland, geslagen 1581-1599;
2. zilveren munt van de Republiek, zie dukaton (2).