[Lat. validus, gezond, krachtig], v., het gecombineerde en gecoördineerde gebruik van medische, maatschappelijke, opvoedkundige en beroepsgerichte maatregelen ten behoeve van het trainen of opnieuw trainen van de individuele gehandicapte tot de hoogst bereikbare graad van zijn functionele vermogen.
De gegeven omschrijving van revalidatie (aangenomen door de World Health Organization in 1976) heeft voornamelijk betrekking op maatregelen die zijn gericht op de individuele persoon en gaat voorbij aan maatregelen tot wijziging van de factoren in zijn onmiddellijke omgeving of in de samenleving als geheel. De omschrijving sluit tevens preventie en curatieve maatregelen uit, die van belang zijn om het vraagstuk van de gehandicapten tot geringere proporties terug te brengen. Onder revalidatie in ruimere zin wordt verstaan het totaal aan activiteiten die, milieu-en maatschappijgericht, een welzijnsbeleid voor gehandicapten in collectieve zin willen bevorderen. Revalidatie vereist een goede coördinatie van en nauwe samenwerking tussen de verschillende diensten en vakgebieden op het terrein van de gezondheidszorg, sociale en maatschappelijke zorg, zorg met betrekking tot arbeidsvoorziening en onderwijs en zorg in het kader van de recreatie. Aangezien het doel van de revalidatie is de gehandicapte (weer) zo goed mogelijk te integreren in de samenleving, opdat hij/zij daar zijn/haar individuele plaats kan (her)vinden, zijn er een aantal specifieke voorzieningen nodig. Zo heeft Nederland (1979) ca. 30 revalidatiecentra.
Verder zijn er ca. 20 gezinsvervangende tehuizen voor volwassen lichamelijk gehandicapten en 3 wooncentra voor zwaar lichamelijk gehandicapten (b.v. Het Dorp in Arnhem), alsmede enkele tehuizen voor lichamelijk gehandicapte kinderen. Er zijn ca. 150 Sociale Werkverbanden, waarin ruim 72000 personen werkzaam zijn, van wie er 27500 behoren tot de categorie lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten. Voorts zijn er zo’n 125 scholen voor speciaal onderwijs ten behoeve van 12800 lichamelijk en zintuiglijk gehandicapte kinderen. Ca. 1800 gebouwen e.d. zijn voorzien van het internationale toegankelijkheidssymbool; uitgangspunt blijft echter dat gehandicapten gebruik moeten kunnen maken van de algemene voorzieningen.
Voor het organiseren, coördineren en stimuleren van het revalidatiewerk hebben de Provinciale Revalidatie Stichtingen (PRS) een belangrijke rol gespeeld. In het kader van het decentralisatiebeleid is voor dit werk 1.5.1979 een Rijksbijdrageregeling ingevoerd, die de eerste verantwoordelijkheid voor dit stuk welzijnsbeleid bij de provincies legt. Ter stimulatie, organisatie en coördinatie van de diverse medische en niet-medische activiteiten zijn in alle provincies provinciale revalidatiestichtingen in het leven geroepen. Deze stichtingen, die zich niet direct op het uitvoerend terrein bewegen, hebben voor het functioneren van het werk meestal de provincie opgedeeld in regio’s (ongeveer samenvallend met die van de Gewestelijke Arbeidsbureaus), met regionale revalidatie (advies)-teams (RRAT). Deze teams hebben een vaste kern, bestaande uit een arts, een verpleegkundige, een maatschappelijk werkadviseur, een consulent voor de bijzondere bemiddeling van het arbeidsbureau, een vertegenwoordiger van de AVO (mindervalide), en een vertegenwoordiger van de gemeentelijke sociale diensten. Als landelijke bundeling van ruim 150 instellingen en organisaties van en ten behoeve van gehandicapten treedt op de Ned. Vereniging voor Revalidatie (NRV).
Dit is enerzijds een samenwerkingsorgaan, anderzijds een serviceverlenend orgaan voor particuliere organisaties inzake vraagstukken met betrekking tot de dienstverlening aan lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten. Daarnaast tracht zij via beleidsinitiëring, -voorbereiding en -beïnvloeding een algemeen landelijk gehandicaptenbeleid te ontwikkelen. Deze vereniging geeft het Maandblad voor Revalidatie uit, alsmede een Revalidatie-Vademecum, en beschikt over een bureau in Utrecht. De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (de AAW, ingevoerd op 1.10.1976) opent de mogelijkheid om bepaalde voorzieningen ter revalidatie van betrokkene te treffen, terwijl de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) de uitkering regelt. De Gemeenschappelijke Medische Dienst (GDM) adviseert de Bedrijfsverenigingen (die de AAW en WAO moeten uitvoeren) over de mate van de arbeidsongeschiktheid (van belang voor de hoogte van de uitkering) en over de wenselijkheid van voorzieningen (hulpmiddelen). De GDM onderzoekt voorts de mogelijkheden voor gehandicapten om te werken en op welke wijze de beperkingen die het gevolg zijn van een handicap zoveel mogelijk kunnen worden opgeheven.
Belangrijkste zaken waarbij de GMD een rol speelt zijn o.a.: arbeid, inkomen, opleiding, vervoer en wonen. Naast de algemene revalidatie bestaat gebrekkigenzorg inclusief bijzondere revalidatie met betrekking tot specifieke ziekten of handicaps (b.v. reuma, astma, doofheid enz.). Speciaal daartoe opgeleide artsen, nl. voor revalidatie en fysische therapie, wijden zich aan de medische revalidatie. Speciaal in de grote ziekenhuizen begint de revalidatie al aan het bed van de patiënt, en vaak zelfs al voordat de patiënt opgenomen wordt. O.a. de ademhaling van geopereerde patiënten krijgt met speciale revalidatie-maatregelen veel aandacht (virbromassage, tapotage, uitzuigen van slijm), voorts houdingscorrecties en spierversterkende oefeningen.