[Fr.], v./m. (-s),
1. het bijwerken, verbeteren, m.n. van foto’s en clichés : de van deze foto is fijn en met vaste hand gedaan;
2. de bijgewerkte, verbeterde plaats.
Retouche heeft als doel onvolkomenheden in de afbeelding op het eindprodukt (het fotografisch positief) te verminderen, te verwijderen of onopvallend te maken. Men onderscheidt een retouchebewerking van het negatief, en van het positief. De negatiefretouche kan b.v. bij een portretopname bestaan uit het wegschaven met het schaafmes van een te geprononceerd wangdeel om de contourlijn te verfraaien (men neemt dus steeds te donkere delen weg tot die ‘op tint’ zijn), dan wel het invullen van te heldere groeven van rimpels (die anders te donker zouden worden op het positief) met iets grijs (zonder de rimpel geheel te doen verdwijnen). De achterzijde van het negatief kan van een matte laag voorzien worden (matlakretouche) waarop met zwart of rood krijt en doezelaar lichtpartijen, -concentraties en zelfs gehele achtergrondvoorstellingen ingetekend kunnen worden. De positiefretouche bepaalt zich veeleer tot het verder onopvallend maken van de sporen die de negatiefretouche achterliet.