Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Retorica

betekenis & definitie

[Gr.], v.,

1. redekunst, leer der welsprekendheid; kamer van -, rederijkerskamer;
2. bombast.

In de retorica leerde men de techniek van het samenstellen van een overtuigende redevoering, speciaal voor de rechtbank, maar ook voor de politiek en voor proza in het algemeen. Zeer vroeg werd door toedoen van retors als Korax, Tisias en Gorgias de retorica op Sicilië ontwikkeld. Deze laatste kwam in 427 v.C. naar Athene en gaf daar de stoot tot het beoefenen van die kunst door de sofisten. Reeds in de oudheid (onder keizer Augustus) vermeldt men een groep van tien Attische retors als de belangrijkste; onder hen geldt Isokrates als vervolmaker van de schoolse welsprekendheid, terwijl Demosthenes als onovertroffen redenaar van de oudheid wordt beschouwd. Aristoteles schreef een wetenschappelijk leerboek der welsprekendheid. Later ontwikkelde zich het asianisme, met een bloemrijke, emotionele stijl, waarvan Hegesias van Magnesia (3e eeuw v.C.) de voornaamste vertegenwoordiger is. Een gematigder richting dan deze was die van de School van Rhodos.

De Romeinse welsprekendheid was gedurende bijna de gehele republikeinse tijd niet schools; wel gaven o.a. Appius Claudius en Cato de Oude redevoeringen uit, maar de eerste kunstmatige redenaar was Servius Sulpicius Galba, en een model van welsprekendheid was de jongere Gracchus. Begin le eeuw v.C. waren de grootste redenaars Marcus Antonius (consul in 99 v.C.) en Lucius Licinius Crassus (consul in 95 v.C.); verder Hortensius en Cicero, die in zijn retorische werken constructieve kritiek uitoefende op een te benauwde, technische retorica. Na het begin van de Keizertijd trad de schoolse welsprekendheid op de voorgrond; een hoofdwerk over retorica is Quintilianus’ Institutio oratoria, vol bewondering voor Cicero’s klassieke idealen, maar tevens origineel en fris. Uit later tijd dienen alleen nog de panegyristen (lofredenaars) vermeld: eerste land van hun welsprekendheid was Gallië. De retorica was in de Keizertijd een zo algemeen onderdeel van de opleiding, dat weinig verbale uitingen aan haar invloed ontsnapten.

In het antieke systeem werd een terminologie ontwikkeld die voor alle litteraire werk van belang is en die tot in de 20e eeuw haar invloed is blijven uitoefenen. In de middeleeuwen vormde retorica bij het onderwijs een der vakken van het trivium (artes liberales).

LITT. C.Perelman en L.Olbrechts-Tyteca, La nouvelle rhétorique (1958; 2e dr. 1976); H.Lausberg, Handbuch der liter. Rhetorik (1960); A.D.Leeman, Orationis oratio (2 dln. 1963); J.Martin, Antike Rhetorik (1974).

< >