m., beweeglijkheid van de lichtgevoelige elementen (staafjes en kegeltjes) in het netvlies van vissen en andere lagere gewervelde dieren. Overdag, wanneer het netvlies helder licht ontvangt, zitten de kegeltjes in het beeldvlak (het brandvlak van de ooglens), terwijl de staafjes naar een meer naar buiten toe gelegen laag van het oog zijn verschoven en door omhulling met pigment tegen belichting zijn afgeschermd.
Tegen het vallen van de avond, wanneer het netvlies maar weinig licht ontvangt, schuiven de staafjes naar voren en de kegeltjes naar achteren en wisselen bij het aanbreken van de dag, langs elkaar schuivend, weer van plaats.Bij zoogdieren schijnt de retinomotoriek te ontbreken.