[Lat. resuscitare, opwekken], v., (ook: reanimatie), het totaal van maatregelen die getroffen kunnen worden bij dreigende acute dood. Resuscitatie wordt toegepast b.v. bij hartstilstand, bij shock, ernstige ongevallen, verdrinking, vergiftigingen (slaapmiddelen, kolendamp), bij narcose of complicaties tijdens een operatie (b.v. plotseling groot bloedverlies).
In alle gevallen moet in de eerste plaats voor goede doorgankelijkheid van de luchtwegen worden gezorgd, vaak door middel van een tracheotomie of door het inbrengen van een sonde en uitzuigen van slijm.Na verstikking en verdrinking moet men soms de patiënt een korte periode met de benen omhoog en het hoofd omlaag houden; daarna volgt beademing, waarbij zuurstof wenselijk is. Wil het hart niet op gang komen, dan past men krachtige hartmassage toe, daarbij ritmisch de ribben ter linkerzijde naar binnen duwende. Vaak treden hierbij ribfracturen als onvermijdelijke complicatie op. Tijdens een operatie kan directe hartmassage geschieden, waarbij het hart in de volle hand in het normale hartslagritme wordt samengeknepen. Verder dient men te handelen al naar de oorzaak van de crisissituatie: tegengiften bij slaapmiddelvergiftiging; zuurstof bij kolendampvergiftiging; snelle stelping van eventueel groot bloedverlies, met zo spoedig mogelijk daarna bloedtransfusies; hartstimulantia bij sommige hartaandoeningen. De behandeling van het hartinfarct vormt een hoofdstuk apart. De vroeger gebruikelijke kunstmatige ademhaling wordt niet meer toegepast.