v./m. (-en),
1. overschot: de van het gebruikte materiaal; stoffelijke resten, stoffelijk overschot; (rekenkunde) wat overblijft na een rekenkundige bewerking: die deling gaat op zonder; (scheikunde) wat uit een verbinding overblijft na een bepaalde reactie;
2. het verdere, wat nog blijft voor de toekomst: de rest van zijn leven sleet hij in afzondering; de van het boek is weinig interessant; voor de rest kan het mij niet schelen, voor het overige: en de -! er valt nog heel wat meer te noemen, er ontbreekt nog heel wat aan.
Bij deling van 27 door 5 is de rest 2. In de algebra kent men de zgn. reststelling: bij deling van veelterm f(x) door (x-a) is de rest f(a). Bij deling van f(x) = x3 5x + 7 door (x 1) is de rest f(l) = 1 5 + 7 = 3.