[Fr.], o. (relais),
1. pleisterplaats, poststation;
2. een in het algemeen op afstand bediende mechanische of elektromagnetische schakelaar voor elektrische stromen;
3. heruitzending van het programma van een radio-of televisiestation door een meer nabijgelegen zender.
Bij een elektromagnetisch relais wordt de schakeltoestand bepaald door het al of niet aanwezig zijn van een schakelstroom. Deze stroom wordt door een spoel met een ijzerkern geleid, waardoor een elektromagneet ontstaat. Hiermee wordt het anker (een ijzerbevattend beweegbaar deel) in beweging gezet. Na een fractie van een seconde neemt het anker een nieuwe vaste positie in, de zgn. bekrachtigde toestand. De met het anker verbonden schakelcontacten zijn nu in de gewenste nieuwe positie. Bij onderbreking van de schakelstroom gaat het anker ten gevolge van de veerwerking van zijn bevestiging weer terug in de oorspronkelijke positie.
Met een relais is het mogelijk elektrische vermogens in en uit te schakelen die veel groter zijn dan dat wat voor de bekrachtiging nodig is. Bovendien kunnen een groot aantal contacten tegelijk worden verbroken en gemaakt. De bekendste zijn het hoekankerrelais (afb.) en het vlakankerrelais. De benodigde stroom voor het doen aantrekken van het anker hangt af van het aantal windingen en de contactbelasting. In een polair relais wordt behalve van het normale magnetische veld (ten gevolge van de schakelstroom) gebruik gemaakt van een constant bekrachtigingsveld. Relais worden o.a. toegepast in telefooncentrales. Zie differentiaalrelais, reedrelais.