Middelned. dierenepos uit de 13e eeuw, van een zekere Willem, ook de auteur van de geheimzinnige, niet bewaarde Madoc. Hoewel een Roman de Renart (een compilatie van vele verhalen) het eerst in Frankrijk bekend is, vormt de Ned. versie een hoogtepunt in het genre van de dierfabel.
Voor een deel is het een vrije bewerking van de Franse stof (Li Plaid), maar de rest is authentiek. Koning Nobel de leeuw houdt hofdag, waar alle dieren Reinaert aanklagen vanwege zijn vele misdaden. Hij moet ingedaagd worden. Bruun de beer en daarna Tibeert de kater worden met deze taak belast, maar Reinaert weet ze te misleiden door ze in hun eigen zwakheden te treffen. Met Grimbeert de das gaat hij tenslotte mee, daar deze tot zijn familie behoort en Reinaert en de familie-eer wil verdedigen. Reinaert wordt tot de strop veroordeeld.
Met het touw om zijn nek wendt hij echter voor zijn geweten te willen ontlasten van een afschuwelijk geheim: wijlen zijn vader zou betrokken zijn geweest bij een samenzwering tegen Nobel, te zamen met enkele van diens hoogste baronnen, die om het hardst voor Reinaerts terechtstelling geijverd hebben. De voor de coup benodigde schat zou nog steeds bij Kriekeputte begraven liggen. Daarmee wint Reinaert de koning voor zich, en terwijl Nobel de schat gaat zoeken, weet Reinaert met vrouw en kinderen te ontkomen. De tekst parodieert op vele punten de populaire ridderepiek van die tijd. De inhaligheid van de adel, de hypocrisie en geilheid van de geestelijkheid, maar ook de onbeschaafdheid van boeren, worden in telkens nieuwe voorvallen breed uitgemeten. Dit verklaart de grote populariteit van deze tekst onder een breed burgerlijk publiek.
Er zijn verschillende bronnen, soms fragmentarisch, van de Ned. tekst bewaard, waarvan die in het Comburgse en het Dyckse handschrift de bekendste zijn. In 1479 verscheen de tekst in prozabewerking voor het eerst in druk. Via Duitse en Latijnse vertalingen werd deze versie in de wereldlitteratuur verspreid. Uitgaven: Een diplomatische van alle bekende bronnen (tot 1500), door W.G.Hellinga 91952); een kritische, door J.W.Muller (3e dr. 1944; met inl. en comment.); door P.de Keyser (1972); door D.C.Tinbergen en L.M.van Dis (1972). dierenepiek.
LITT. J.Flinn, Le roman de Renart dans la littérature française et dans les littératures étrangères au moyen-âge (1963); G.H.Arendt, Die satirische Struktur des mittelniederl. Tierepos ‘Van den vos Reynaerde’ (1965); F.Lulofs, Nu gaet Reynaerde al huten spele (1974).