v. (-n),
1. de afstand waarover, grens tot waar iets reikt; draagwijdte;
2. (ook: vlieglengte), grootste afstand, in rechte lijn gemeten, die een luchtvaartuig onder bepaalde omstandigheden zonder onderbreking kan afleggen.
RADIO
De reikwijdte van radiogolven van televisie (tv)-, FMof radarzender wordt bepaald door de eigenschap dat zij zich (evenals die van licht) rechtlijnig voortplant. Om een grote reikwijdte te verkrijgen, dienen zowel de zend-als de ontvangantenne zo hoog mogelijk opgesteld te worden. De overbrugbare afstand (s) wordt bepaald door :si = 3,56 km { √(hzender/l m) + (h ontvanger /1 m)}.
Bij een hoogte van de zendantenne h zender = 300 m (Lopik, tv-antenne) en die van de ontvangantenne h 0ntvangerl = 16 m, is de reikwijdte 75 km.
Door atmosferische oorzaken kan er een lichte buiging van de radiogolven ontstaan, waardoor de reikwijdte vergroot wordt. Normaal daalt de luchttemperatuur boven de aarde met toenemende hoogte. Bij mist of wanneer de luchttemperatuur met de hoogte iets toeneemt, kan het voorkomen dat de reikwijdte veel groter wordt en dat tv-beelden worden ontvangen uit Spanje, Italië en zelfs Rusland. Daar sommige stations op dezelfde golflengte werken als de Ned. of Belg. tv-zenders kunnen hinderlijke storingen ontstaan: verschillende beelden over elkaar of sterke strepen over het tv-beeld.