in 1495 door de Rijksdag te Worms opgerichte hoogste Duitse rechtscollege. Het Reichskammergericht bestond uit een door de keizer benoemde Kammerrichter, terwijl de ca. 20 andere leden deels op voordracht van de standen, deels op aanwijzing van de keizer werden benoemd.
Voornaamste functie van het college werd de handhaving van de landsvrede (d.w.z. de berechting van overtreding der keizerlijke verordeningen, het uitvoeren van onwettige arrestaties) en berechting van delicten van ‘reichsunmittelbare’ landsheren en stadsbesturen. Na enkele decennia bestaan te hebben, kreeg het Reichskammergericht te kampen met de rivaliteit van de Reichshofrat, waarin de standen veel minder te zeggen hadden.