[Du.], eindbeslissing (25.2.1803) van de rijksdeputatie, ingesteld krachtens de Vrede van Lunéville (1801), ter regeling van de schadeloosstelling van Duitse vorsten die op de linkeroever van de Rijn gebied aan Frankrijk verloren. Frankrijk (Napoleon) volgde daarbij de politiek, verscheidene Duitse vorsten door vergroting van hun gebied aan zich te binden, waartoe vele geestelijke vorstendommen geseculariseerd en kleine wereldlijke gebieden opgeheven werden.
De voornaamste beslissingen die op 24.3.1803 door de rijksdag werden aanvaard, waren:
1. van de stand der geestelijke vorsten bleven slechts bestaan de keurvorst van Mainz en de ordemeesters van de johannieterorde en de Duitse Orde;
2. van de vrije rijkssteden bleven slechts over: Frankfort aan de Main, Neurenberg, Augsburg, Lübeck, Hamburg en Bremen;
3. vier nieuwe keurvorstendommen werden opgericht: Hessen-Kassel, Baden, Württemberg, Salzburg.