Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

rei, koor of dans

betekenis & definitie

m. (-en),

1. koor, m.n. in drama’s van de 17e eeuw na elk bedrijf ter vertolking van de gevoelens van de denkbeeldige toeschouwers; de zang van dat koor;
2. groep van personen die een rondedans uitvoert.

De rei als koorzang heeft evenals het koor in de Griekse tragedie tot doel de moraal van het aanschouwde toe te lichten. Hooft heeft in zijn eerste spelen ‘chooren’; in de Granida (1605) noemde hij deze reien. In de Maeghden (1639) bouwde Vondel in navolging van de Grieken zijn reien op uit zang (strofe) en tegenzang (antistrofe), die dan doorgaans met een toezang (epode) besloten werden. In Reichenau. Interieur van de kerk Sankt de 17e eeuw werden de reien gezongen, vaak met Georg, Oberzell, 9e-10e eeuw instrumentale begeleiding. Racine heeft de reien in zijn beide religieuze drama’s Esther (1689) en Athalie (1691) ingevoerd, maar zijn voorbeeld vond geen navolging. In de latere dramatische poëzie werd de lyrische koorzang naar Grieks voorbeeld herhaaldelijk toegepast (Schillers Braut von Messina, Shelleys Prometheus unbound).

< >