v./m. (-en),
1. (gew.) waterloop, (stads-) gracht: het schip vaart in de (ook) afwateringssloot en greppel;
2. meetlat; reilatje, zuiver vlak en recht geschaafde lat of smalle plank om de juiste richting van muren of balken te bepalen en om te zien of geschaafd hout recht of scheluw is; onder de rei brengen, vlak maken.