o. (-en),
1. ben. voor de in de 17e en 18e eeuw in de Noordned. Republiek vastgestelde regelingen, waarbij de regeringswijze van een bepaalde provincie nader werd geregeld of herzien;
2. (vroeger) de gezamenlijke wetten op de staatsinrichting van de overzeese gebiedsdelen.
De regeringsreglementen waren vooral van belang voor de provincies Utrecht (1674), Gelderland en Overijssel (1675). Toen de Fransen deze gewesten in 1674 (na hun inval van 1672) ontruimd hadden, werden door stadhouder Willem III zodanige regeringsreglementen ingevoerd dat vrijwel alle benoemingen in de provinciale en stedelijke besturen aan hem kwamen. Na de dood van Willem III (1702) werden deze regeringsreglementen opgeheven, maar bij de verheffing van Willem IV tot algemeen erfstadhouder in 1747 werden zij in de genoemde provincies hersteld, terwijl Willem in de andere gewesten gelijke rechten kreeg.
