o. (-sen), (ook: regenwoud), dicht en hoog, altijd groen bos waar gedurende het gehele jaar veel neerslag valt, gekenmerkt door de grote rijkdom aan boomsoorten, lianen en epifyten.
Men onderscheidt diverse soorten regenbos, nl. laaglandregenbos, bergregenbos (boven de grens van 500—1000 m), dat kan overgaan in nevelbos, koelgematigd en warmgematigd regenbos, en tenslotte het tropische regenbos. Dit laatste komt uitsluitend voor in de equatoriale gordel tussen de twee keerkringen. In de altijd groene tropen variëren de gemiddelde maandtemperaturen van 24-26 °C, met een maximum van 33-36 °C en een minimum van 18—20 °C. De luchtvochtigheid bedraagt steeds 75 % of meer; er is een gemiddelde neerslag per jaar van 1800—5000 mm, die in wolkbreuken neervalt. De constante warmte en luchtvochtigheid zorgt voor een diversiteit aan plantengroei, een maximumproduktie en een uiterst gecompliceerde structuur van vegetatie, waardoor het tropisch regenbos tot een der ingewikkeldste ecosystemen behoort. De ongekende soortenrijkdom aan planten is het gevolg van het heersende klimaat, alsmede van het feit dat een ongestoorde ontwikkeling eeuwenlang heeft kunnen plaatsvinden zonder dat erosie, gebergtevorming e.d. zijn opgetreden.
Zo zijn er vele soorten bomen, palmen, lianen en epifyten (mossen, korstmossen en vaatplanten) die de structuur complex maken. Typerend voor het tropische regenbos is dat er bijna geen plantesoort voorkomt die duidelijk dominant is boven andere soorten. Het tropisch regenbos vertoont een zekere gelaagdheid. Zo hebben de gemiddelde bomen een lengte van 30-45 m, maar er zijn bomen die 60-75 m hoog worden. Deze laatste komen echter uitsluitend in het regenbos van Azië voor. Doordat o.a. de hoeveelheid licht van de bovenste kroonlaag naar beneden toe steeds geringer wordt is de bodemvegetatie, m.n. wat betreft kruidachtige planten, nogal verspreid (zie gelaagdheid, VEGETATIEKUNDE).
De fauna in het tropisch regenbos is zeer talrijk, hoewel zij door het geringe aantal vertegenwoordigers per soort zeer arm lijkt. Zo zijn er naast de kolonievormende insekten als termieten, mieren, wespen en bijen, nog papegaaien, varkens en enkele apesoorten die rondtrekken, alsmede solitair levende soorten. In het algemeen is nog weinig bekend over de fauna van het tropisch regenbos. De fauna is essentieel voor het voortbestaan van de plantengroei. Zo zijn insekten, alsmede gewervelde dieren, o.a. drieteenluipaard, berggorilla, reuzengordeldier, aardvarken en schulpdier, noodzakelijk voor de bestuiving van bloemen en de verspreiding van zaden, terwijl ongewervelde dieren zorgdragen voor de afbraak van plantaardig materiaal en daarmee de stikstofkringloop in stand houden (o.a. termieten, kevers). Voorts zijn er carnivoren, aaseters en parasieten, die de aantallen van de hiervoor vermelde diersoorten binnen aanvaardbare grenzen houden, en planteneters (hoatzins, knaagdieren, wilde zwijnen, pekari’s), zij het in mindere mate.
Het grootste aaneengesloten tropisch regenbos bedekt het Amazonebekken, Suriname en Guyana. Bergregenbossen treft men aan langs de oosthellingen van de Andes, in Oostbraziliaanse kustgebieden in Midden-Amerika, hoewel deze sterk worden teruggedrongen door de mens. Voorts bedekt het tropisch regenbos het Indo-Maleis gebied, te weten de Indonesische Archipel, kuststreken van Achter-Indië, Maleisië en Nieuw-Guinea. Ook enkele delen van Australië zijn bedekt en zijn hiervan een voortzetting. Tenslotte bevindt zich nog een relatief klein tropisch regenbos binnen de equatoriale zone van Afrika dat Kameroen, Gabon, de Kongostaten en de kust van Guinea omvat. Dit gaat in hoger gelegen gebieden over in bergregenbos.
Van oorsprong was dit gebied ca. 218 mln. ha groot, terwijl nu nog slechts 130 mln. ha over is. Al deze gebieden vertonen grote overeenkomsten, niet alleen door klimaat maar ook door de ongestoorde ontwikkeling die zij hebben kunnen doormaken. Het tropisch regenbos is dan ook van groot belang als genenreservoir dat materiaal levert voor de biologische evolutie. Dit wordt sterk bedreigd door ingrepen van de mens, die door kaalkap delen van dit tropisch regenbos tracht te ontginnen, wat bodemerosie, uitloging en verbranding van humus (een onmisbare component in de kringloop van stoffen) door de verhoogde temperaturen tot gevolg heeft. Ondanks een groot regeneratievermogen gaat van het tropisch regenbos onder de huidige menselijke ingrepen veel verloren.
LITT. P.W.Richards, The tropical rain-forest (1952); H.T.Odum en R.I.Pigeon, A tropical rainforest (1970); T.Sterling, De Amazone (1973).