[Eng.], twee Engelse hervormingswetten, die een belangrijke verandering ten gunste van de liberale bourgeoisie brachten in het kiesstelsel van het Lagerhuis. De Eerste Reform Bill (Great Reform Bill, 1832), te beschouwen als het einde van het Ancien Régime in Engeland, werd doorgevoerd door voortdurende actie van de Whigs onder het Ministerie-Grey.
Na het verwerpen van een voorstel tot wijziging, ingediend door J.Russell, besloot het ministerie tot kamerontbinding. De verkiezingen van 1831 gaven, voor het eerst na 1783 een Whigmeerderheid. De wet werd dan ook aangenomen door het Lagerhuis, maar verworpen door het Hogerhuis. De arbeiders ageerden en Grey trad af om de koning tot toegeven te dwingen. Toen Wellington geen kabinet kon vormen, kwamen Grey en Russell weer aan de macht. Op 4.5.1832 werd ook het Hogerhuis tot toegeven gedwongen.
De Reform Bill was een compromis, aangezien de koppeling van het kiesrecht aan onroerend bezit gehandhaafd bleef. De ergste misstanden werden echter afgeschaft. Het aantal kiesgerechtigden steeg van 435000 tot 800000.De Tweede Reform Bill (1867), m.n. het werk van de conservatief Disraeli, breidde wederom het aantal kiezers uit door verlaging van de census. Zij verminderde bovendien de invloed van het platteland.
LITT. G.M.Trevelyan, Lord Grey of the Reform Bill (1920); J.Ramsay Montagu, The passing of the great Reform Bill (1964); G.R.Kestevem, The triumph of reform, 1832 (1967); W.H.Maehl, The Reform Bill of 1832: why notrevolution? (1967); M. Cowling, Disraeli, Gladstone and revolution: the passing of the Second Reform Bill (1967); H.J.Hanham, The reformed electoral System in Great Britain, 1832-1914 (1968).