[Lat., terugwerking], m. (-en),
1. de onmiddellijke en stereotiepe beantwoording van een zintuigprikkel door een effector, die onwillekeurig tot stand komt;
2. weerschijn, weerspiegeling; spiegelbeeld;
3. verkorting van spiegelreflexcamera.
FYSIOLOGIE
Reflectorische reacties kunnen zijn: actie van spieren (resulterend in beweging), van klieren (secretie), en, bij sommige diergroepen, van chromatoforen (kleurwisseling). Deze reacties zijn uit een oogpunt van zelfbehoud of behoud van de soort steeds doelmatig. Bekende voorbeelden van reflexen zijn: de kniepeesreflex (strekking van de dijspieren als antwoord op prikkeling van de spierspoeltjes in die spieren door rekking) en de pupilreflex (waarbij de pupil kleiner wordt als antwoord op versterkte belichting van het netvlies). Reflexen die via het autonoom zenuwstelsel verlopen, b.v. die in de ingewanden, komen geheel buiten het bewustzijn tot stand. Reflectorische reacties op pijnprikkels in de huid gaan weliswaar gepaard met een pijnsensatie, maar gebleken is dat die pas optreedt nadat de terugtrekreactie begonnen is.
De anatomische structuren die ten grondslag liggen aan reflexen, te zamen de reflexboog genoemd, omvatten: zintuigcellen, effectoren (spieren, klieren, chromatoforen), zenuwcellen (sensibele en motorische neuronen) en de uitlopers hiervan (neurieten en dendrieten), die de verbindingen tussen al deze onderdelen vormen waarlangs de berichtgeving geschiedt (impuls). In het eenvoudigste geval, bij de proprioceptieve of eigen reflexen, b.v. de kniepeesreflex, zijn slechts twee zenuwcellen opgenomen in de reflexboog: een sensibel en een motorisch neuron. In de meeste gevallen echter zijn er meer neuronen (schakelneuronen) tussengevoegd, die ook een wederzijdse beïnvloeding van verschillende reflexen mogelijk maken. Een reflectorische reactie kan op zijn beurt een zintuig prikkelen en zodoende een volgende reflex tevoorschijn roepen. Op deze wijze kan er een keten van reflexen ontstaan. De hogere zenuwcentra, m.n. de hersenen, oefenen in het algemeen een remmende invloed uit op het optreden van reflexen. Dit blijkt o.a. hieruit dat bij een (zojuist) onthoofd proefdier reflexen veel gemakkelijker zijn op te wekken dan bij het intacte dier.
De regulatie van b.v. de lichaamshouding en -beweging geschiedt geheel volgens de principes van de procesregeltechniek. De proprioceptoren vervullen hierbij de rol van meter (sensor), die de mate van afwijking ten opzichte van de gewenste toestand vaststelt en bericht hiervan doorzendt naar de neuronen, die de functie van regelaar (controller) vervullen en voortdurend correctiesignalen naar de effectoren (uitvoeringsorganen) zenden. Dit geheel vormt dus een teruggekoppeld systeem.
P.Pavlov maakte onderscheid tussen onvoorwaardelijke en voorwaardelijke of geconditioneerde reflexen. De eerste treden van nature op bij alle individuen van een diersoort; de werkzaamheid van de prikkel is dus aangeboren. Bij de geconditioneerde reflex krijgt de op zich indifferente prikkel zijn werkzaamheid pas als hij vele malen gecombineerd met een van nature werkzame prikkel is aangeboden ( dressuurmethode). Het optreden van dit type reflexen is dus gebonden aan het vervullen van deze voorwaarde, conditionering, leervermogen.
GENEESKUNDE
Het uitblijven van een bepaalde reflex kan van diagnostisch belang zijn (b.v. Babinski, reflex van). Ontregeling van enig onderdeel van de reflexboog uit zich onmiddellijk in storingen van de reflectorische reactie: verlamming, beven, kramp, hik, enz., b.v. paralysis agitans.
PSYCHOLOGIE
Hier heeft men zich vooral beziggehouden met onderzoek naar de voorwaardelijke of conditionele reflexen, als vorm van leren. De voorwaardelijke reflexen zijn de bouwstenen voor veel gedrag van mensen zowel als dieren, en kunnen derhalve een (gedeeltelijke) verklaring voor allerlei veel ingewikkelder leerprocessen geven, zie conditionering.