[Fr.], o. (-s),
1. (sport) het hoogste dat, de beste prestatie die (onder officiële controle) tot op een bepaald ogenblik op een bepaald gebied bereikt is; ook de formule die die prestatie uitdrukt: een record maken, vestigen, op zijn naam brengen, het snelst een bepaalde afstand afleggen enz.; een record breken, slaan, verbeteren, een nog betere prestatie leveren;
2. bij uitbreiding toegepast buiten het gebied van de sport in de zin van: het hoogste, uiterste wat nog bereikt is: de winter van 1978—79 sloeg alle records.
Een record is absoluut (wereldrecord) of relatief (persoonlijk, Europees, Olympisch, seizoensrecord). Een aantal records is aan normen gebonden, behoeft officiële erkenning en wordt geregistreerd (b.v. snelheidsrecord bij atletiek).
LITT. Guinness record book (verschijnt jaarlijks).