m. (-mv.), Orthopteria, een superorde van geleedpotigen uit de klasse insekten. De rechtvleugeligen worden gekenmerkt door een geleidelijke ontwikkeling of onvolkomen gedaanteve'rwisseling, door het bezit van krachtige, bijtende monddelen, draadvormige sprieten en een achterlijf dat meestal tien ringen vertoont.
De meeste soorten hebben vier vleugels, waarvan het voorste paar lederachtig is en niet geplooid wordt, terwijl het achterste paar breed en vliezig is en waaiervormig wordt opgevouwen.De rechtvleugeligen vormen een zeer grote superorde van insekten en omvatten vijf orden, te weten de krekelkakkerlakken (blinde, vleugelloze insekten met een zesdelige legboor), de sprinkhaanachtigen, de wandelende takken en bladeren, de oorwormen en de tweetongigen (Diploglossata). Daarnaast worden de kakkerlakken en bidsprinkhanen wel gerekend tot deze superorde, maar vaak worden zij in een aparte superorde, nl. de kakkerlakachtigen (Blattia) ondergebracht, vanwege de primitieve levenswijze die zij hebben overgehouden van hun voorouders, de oerkakkerlakken uit het Paleozoïcum. Van de rechtvleugeligen komen in de Benelux slechts enkele families voor, nl. de veldsprinkhanen, sabelsprinkhanen, veenmollen en krekels. Onder de tropische rechtvleugeligen komen tal van mimicryvormen voor. Bekend zijn o.a. de wandelende takken en de wandelende bladeren.
