v. (-en), spinnerij van rayon.
De grondstof voor rayon is cellulose uit hout en komt voornamelijk uit Canada, Zweden en Finland in de vorm van dikke vellen cellulosepapier. Een afgewogen hoeveelheid wordt eerst in natronloog gedrenkt, waarna het teveel aan loog door persing wordt verwijderd. De ontstane natroncellulose wordt fijngemalen tot kruimels, die men in metalen bakken laat rijpen, waarbij de kruimels een chemische verandering ondergaan waardoor men het volgende proces beter beheerst. Nadat de gerijpte kruimels in sulfideerketels zijn gebracht, worden ze' door geleidelijk inbrengen van zwavelkoolstof omgezet in cellulosexanthogenaat. Dit wordt in ketels met roerwerk opgelost in natronloog. Er ontstaat een dikke bruine vloeistof: viscose.
Na verwijdering van de kleinste onzuiverheden in een filter laat men de viscose enige dagen rijpen. De spinmachine heeft over zijn gehele lengte een goot gevuld met coagulatievloeistof: het zgn. spinbad. Onder het oppervlak ervan bevindt zich een groot aantal spindoppen, elk voorzien van filter en spinpompje. De spindop, van goud, platina of een legering van beide, heeft de vorm van een hoge hoed met in het bovenvlak zoveel uiterst kleine gaatjes als nodig zijn om filamenten (elementaire draden) te verkrijgen. Het spinpompje pompt de gerijpte viscose in het spinbad, waar zij coaguleert, omdat de natronloog door het zwavelzuur van het spinbad wordt verwijderd. De filamenten van oneindige lengte vormen de draad.
Ter vergemakkelijking van verdere bewerkingen en ter verhoging van de sterkte wordt de draad getwist (in elkaar gedraaid), b.v. via de potspinmethode waarbij de gesponnen draad tegen de wand van een sneldraaiende trommel wordt gelegd. Ook kan men eerst de draad op een spoel wikkelen en later die draad tijdens aflopen van de spoel van twist voorzien. Na het spinnen moeten de garens nog ontzuurd en gebleekt worden, waarna ze op cones gebracht worden en verzonden.