Frans filosoof, *25.10.1813 Namen, ♰8.10.1900 Parijs. Ravaisson-Mollien werd in 1838 hoogleraar te Rennes, in 1870 conservator in het Louvre.
Hij stond onder invloed van Schelling, bij wie hij in München college liep. In navolging van Maine de Biran ontwikkelde hij een spiritualistische filosofie, die de volle nadruk legt op de vrije activiteit van de wil, die oerbeeld is van alles wat men oorzaak noemt en die uiteindelijk ook de grondslag vormt van het denken. RavaissonMolliens invloedrijkste werk is Rapport sur la philosophie en France au XIX/me siècle (1867), waarin hij het eclecticisme van Cousin en het positivisme van Comte bestrijdt. Hij beoogde met zijn spiritualisme het empirisme en het idealisme met elkaar te verzoenen. Zijn werk De l’habitude (1838) had grote betekenis voor H.Bergson, wiens grondintuïties over tijd en ruimte het reeds in de kern bevat. Ook op E.Boutroux heeft het denken van Ravaisson-Mollien een grote invloed uitgeoefend. Werken: Essai sur la métaphysique d’Aristote (2 dln. 1837-46), Essai sur le stoïcisme (1856), La Vénus de Milo (1862), Testament philosophique etfragments (z.j.).
LITT. G.Funke, Ravaisson-Molliens Abhandlung über die Gewohnheit (1954); J.Cazeneuve, La philosophie médicale de Ravaisson-Mollien (1958).