Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

ram (dier)

betekenis & definitie

m. (-men),

1. mannelijk schaap: een strijdlustige ram; rammen en ooien; (zegsw.) hij is aan een (kwade) ramgekoppeld, hij heeft met iemand te doen, die niet gemakkelijk is;
2. mannetje van het konijn, rammelaar: een of een voedster;
3. (jagersterm) mannetje van de marter, bunzing en wezel; de is iets groter dan de moer;
4. (hist.) belegeringswerktuig, stormram;
5. ramsteven;
6. (scheepsbouw) balk waaraan touwen zijn verbonden, waarmee hij ; in een goot heen en weer kan worden bewogen om onder de kiel van een op stapel staand schip wiggen, te drijven of weg te stoten: de wiggen werden met forse rammen aangeslagen;
7. heiblok dat met de handen bewogen wordt;
8. (sport) acute harde zwelling van een spier (door bijzondere inspanning).

< >