Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

ragnarök

betekenis & definitie

[Oudno., het noodlot der goden; later onjuist vertaald als: godenschemering], m., in de Völuspá (Edda) de wereldondergang.

Er zijn bij de ragnarök duidelijk twee elementen te onderscheiden, nl. eerst de natuurverschijnselen als het verzinken van de aarde in de zee en de wereldbrand, en dan de ondergang van de goden in hun strijd tegen de reuzen en monsters (demonen). De mythe van het verslinden van de zon, door de wolf Fenrir, is eigenlijk de mythologisering van de zonsverduistering. Fenrir verslindt niet alleen de zon, maar vecht ook met de god Odin, die hij doodt: Odin was de ordenenende god de temmer van het wilde en demonische bij uitstek. Zo wordt het denkbeeld van de strijd van goden en reuzen bij het wereldeinde veelszins uitgewerkt en het verband tussen beide gelegd. Thor wordt gedood door de wereldslang Jormungandr. Het vuur, dat de brand der wereld doet ontstaan en in hoge mate magisch potent is, wordt verpersoonlijkt tot boze scharen van Muspell.

Zo wordt het gevecht algemeen, de goden gaan daarin ten onder, en de aarde vergaat. Zuiver persoonlijk is waarschijnlijk het door de dichter der Völuspá toegevoegde vervolg. Volgens hem verrijst dan een nieuwe aarde uit de zee en komt er een nieuwe wereld, waarin al het kwaad ontbreekt, waar de gewassen groeien zonder gezaaid te zijn, en waar de lichtgod Baldr heerst. Het idee van het ontstaan van een betere wereld is beïnvloed door het in de 10e eeuw in het noorden doordringende christendom.

< >