Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Raes

betekenis & definitie

Hugo, Vlaams romancier en novellist, *26. 5.1929 Antwerpen. Raes is sedert 1957 leraar Nederlands-Engels in Antwerpen.

Hij debuteerde met experimentele poëzie, maar schreef na het verschijnen van De vadsige koningen alleen nog romans en verhalen. Hierin probeert hij de desintegratie van de mens door middel van fragmenten, beelden, flitsen, herinneringen, indrukken en beschouwingen weer te geven. Zijn personages vergaan in gewelddadige erotiek of in kille vervreemding, zodat men Raes in zijn werk wellicht het best kan karakteriseren als ‘een beeldvanger van zijn tijd’. In zijn laatste romans breekt ook een sciencefictionachtige symboliek door, terwijl Raes sedert 1968 militant optreedt tegen censuur. Hij schrijft in een volstrekt persoonlijke stijl en is een van de meest gelezen schrijvers in het Ned. taalgebied. Voor zijn Lotgevallen ontving hij in 1969 de Van der Hoogtprijs en voor Het smarán de Driejaarlijkse Staatsprijs voor het Proza.

Werken: ❖ poëzie: ● Jagen en gejaagd worden (1954), ● Afro-europees (1957); ❖ romans: ● De vadsige koningen (1961), ● Hemel en dier (1964), ● Een faun met kille horentjes (1966), ● De lotgevallen (1968), ● Reizigers in de anti-tijd. Een poging tot verkenning, tot lijfsbehoud (1970), ● Het smarán (1973), ● De verwoesting van Hyperion (1978); ❖ verhalen: ● Links van de helikopterlijn (1957), ● Een tijdelijk monument (1962), ● Bankroet van een charmeur (1967), ● Explosie (1972), ● De Vlaamse reus. Fantastische verhalen (1974), ● Trapezewerk en het luchtledige (1975), ● Verzamelde verhalen (1979). LITT. R.Bloem e.a., In gesprek met Hugo Raes (1969); R.Bloem, Hugo Raes (1976).

< >