Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

radio-omroep

betekenis & definitie

m.,

1. het technisch en artistiek apparaat waarmee radio-uitzendingen kunnen worden verzorgd;
2. (-en), organisatie die verantwoordelijk is voor en belast met de keuze van de radioprogramma’s.

De radio-omroep wordt door de Ned. wetgever aangeduid als geluidomroep, door de Belg. als openbare omroepdienst. In tegenstelling tot b.v. de radiotelegrafie, is het radiotelefonisch verkeer (dat de omroep onderhoudt) bestemd voor iedereen. Daar dit verkeer door middel van een ontvanger direct in klanken kan worden omgezet, is het bijzonder geschikt als massacommunicatiemiddel. Het aantal kanalen hoewel sinds het in gebruik nemen van de frequentiegemoduleerde (FM) zenders verveelvoudigd is beperkt en vraagt derhalve om internationale verdeling. De staat krijgt de golflengte(n) toegewezen en is verantwoordelijk voor de keuze van hen, die hij licentie verleent, omroepbestel.

OMROEPTECHNIEK

Dit is het technisch verzorgen en doorgeven van de radioprogramma’s naar de zenders. Men onderscheidt studiodienst, registratiedienst en buitendienst (lijnen reportagedienst). Studiodienst. De technici werken voornamelijk in de regelruimten bij de studio’s of de centrale regel-, schakelen controleruimten. Iedere studio heeft een afzonderlijke controle-of regelkamer. Hier kan de klanktechnicus de sterkte van elk microfoonkanaal afzonderlijk instellen.

In de centrale of hoofdcontrolekamer, waar de (elektrische) uitgangen van alle studiocontrolekamers samenkomen, worden de opeenvolgende programmadelen afkomstig van de studio’s, grammofoontafels, registratiekamers, binnenkomende (muziek)lijnen enz., na controle, naar de zender(s) doorgegeven. Ook de stem van de (centrale) omroeper wordt hier ingevoegd en hoorbaar gemaakt. In alle technische ruimten van het studiogebouw kunnen grammofoonplaten of geluidsbanden worden gedraaid. Ca. 75 % van alle radioprogramma’s wordt op geluidsband opgenomen.

Behalve de geperfectioneerde, hoogwaardige (en snel uitwisselbare), grotendeels getransistoriseerde versterkeren regelapparatuur wordt van vele (merendeels door de technische dienst van de omroep zelf ontwikkelde en gebouwde) hulpapparaten gebruik gemaakt: b.v. de ‘automatische’ toongenerator, die, ter controle van de installatie, vier frequenties (60 Hz, 1000 Hz, 6000 Hz en 10 000 Hz)gedurende 4 s laat horen. Behalve visueel (door drie 1-2,5 cm dikke ruiten) wordt het contact tussen studio en controlekamer ook auditief (interfoon-, intercom-)circuit onderhouden. Naast de normale repetitie van orkest of luisterspel heeft men de microfoonrepetitie ingevoerd. Daarbij wordt het ‘radiobeeld’, de instelling van de microfoonregelaars, bepaald.

De lijnen reportagedienst verzorgt de uitzendingen buiten de studio. De tweemansploegen hebben de beschikking over:

1. een transportabele lijnset, die in een ter beschikking gestelde ruimte wordt neergezet en bediend;
2. een reportagewagen, die te beschouwen is als een complete mobiele combinatie van controleen registratiewagen (ook voor stereofonische opnamen). Beide mogelijkheden kunnen onafhankelijk van de lichtnetvoeding functioneren. Voor bijzondere reportages, b.v. van wielerwedstrijden, gebruikt men draadloze verbindingen vanuit vliegtuigen en rijdende reportagewagens.

De registratiedienst beschikt over geperfectioneerde meersporenbandopnamesystemen. Elke denkbare combinatie en selectie van geluiden kan door montage tot stand worden gebracht.

Stereofonische uitzendingen kunnen alleen via de FM-zenders plaatsvinden. Hierbij wordt van het ‘linker-’ en het ‘rechtersignaal’ de som (M) en het verschil (S) gemaakt. In West-Europa worden het M-signaal en het S-signaal, gemoduleerd op een hulpdraaggolf van 38 kHz en een piloottoon van 19 kHz (nodig bij de ontvangst), door de FM-zender uitgezonden. Uit dit geheel wordt in het ontvangsttoestel het linkeren het rechtersignaal afgesplitst en naar de desbetreffende luidspreker(s) gevoerd.

GOLFLENGTEN

Met de ontwikkeling van de radiotechniek nam ook het aantal omroepzenders toe, waardoor internationaal overleg noodzakelijk werd. In 1932 kwam het Verdrag van Madrid tot stand, waarbij de golflengten tussen 5-30 000 m over de diverse radiodiensten zijn verdeeld. Bij het verdrag voor de radio-omroep in Europa (Luzern 1933) werden de beschikbare golflengten over de bestaande stations verdeeld.

Het Algemeen Reglement van Madrid werd in 1938 te Cairo herzien, waarna in 1939 het verdrag voor de radio-omroep van Luzern werd vervangen door dat van Montreux. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is dit verdrag nooit in werking getreden. In 1947 vonden in Atlantic City drie grote telecommunicatieconferenties plaats. De eerste had tot doel de herziening van het radioreglement van Cairo; de tweede moest leiden tot het sluiten van een nieuwe conventie op het gebied van telecommunicatie, ter vervanging van die van Madrid en de derde had tot taak een regeling voor de wereldomroep te ontwerpen. Sinds de conventie van Cairo was de behoefte aan golflengten sterk gegroeid, vooral op luchtvaarten omroepgebied. De nieuwe indeling van het frequentiespectrum was daardoor één van de moeilijkste en belangrijkste aangelegenheden.

De ontwikkeling van de techniek maakte het noodzakelijk om de tabel uit te breiden tot een veel groter gebied dan tot die tijd in beschouwing was genomen. Men is daarom gegaan tot golflengten kleiner dan 3 cm. (In 1979 wordt er in Genève weer een wereldconferentie, de zgn. WARC, gehouden om de bestaande indeling aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen). Voor de omroep in Europa werd het lange golfen middengolfgebied verdeeld op een in Kopenhagen gehouden conferentie: het Europese Radio-Verdrag (1948) trad 15.3.1950 in werking. Deze verdeling werd herzien op de conferentie van Genève van 1975. Het nieuwe frequentieplan voor Europa, Azië, Afrika en Oceanië is op 23.11.1978 van kracht geworden.

De omroepband 87,5—100 MHz, gebruikt voor de radio-uitzendingen in FM, en de televisiebanden I en III werden voor Europa verdeeld op de conferentie van Stockholm van 1952. Door de overeenkomst van Stockholm van 1961 werd deze verdeling herzien en uitgebreid voor de televisie tot de ultrakortegolf banden IV en V. De nieuwe kanaalindeling werd van kracht op 1.9.1962.

< >