o., in de politiek de term waarmee in het algemeen wordt aangegeven elk streven naar drastische wijzigingen in een bestaande maatschappelijke structuur.
Het radicalisme heeft geen sluitende theorie en is wisselend naar tijd en plaats. De verschijningsvormen van het radicalisme kenmerken zich door een verabsolutering van het eigen waardensysteem en een verguizing van het waardensysteem van de tegenstander.
De term radicalisme is in de 19e eeuw verbonden aan de linkervleugel van de liberalen. Voordien werden met de naam ‘radicalen’ aangeduid o.a. de Engelse levellers (17e eeuw) en de jakobijnen ten tijde van de Franse Revolutie (18e eeuw). Het radicalisme als politieke richting heeft zich het sterkst geopenbaard in Frankrijk, waar in 1901 de Radicaal-Socialistische Partij werd opgericht met krachtige antimonarchale en antiklerikale tendensen. De Radicale Bond in Nederland, opgericht in 1829, ging in 1901 in de Vrijzinnig Democratische Bond op. In de jaren zestig van de 20e eeuw vertoonden zich nieuwe en vernieuwde vormen van radicalisme in Europa en in de VS, in Nederland vooral samenhangend met het verlangen de deconfessionalisering van het partijwezen te bespoedigen (b.v. Politieke Partij Radikalen).
LITT. A.Milhaud, Histoire du radicalisme (1951); S.Kaufman, The radical liberal (1966); H.D. Klingermann en F.U.Pappi, Politischer Radikalismus (1972); H.M.Bock, Geschichte des ‘Linken Radikalismus’ in Deutschland (1973); R.Kroes, Soldiers and students: a study of rightand left-wingradicals (1975); R.Gombin, The radical tradition (1978).