m. (-s),
1. verwarmingselement in een systeem van centrale verwarming;
2. toestel dat het koelwater van een motor of installatie afkoelt.
VERWARMING
De radiator is via aanvoeren retourleidingen aangesloten op een centrale verwarmingsketel, waarin het water door middel van gas, olie of kolen wordt verwarmd. Men onderscheidt (vlakke) paneelradiatoren, opgebouwd uit één of meer panelen (platen) en kolom-of ledenradiatoren, opgebouwd uit vele segmenten. De radiator is aan de bovenzijde verbonden met de aanvoerleiding. Een radiator is boven warmer dan onder. Een te groot temperatuurverschil duidt op een slechte circulatie van het water, bijv. als gevolg van lucht (ontluchten).
De elektrische radiator bevat een elektrisch verwarmingselement, is soms gevuld met olie en wordt gewoonlijk voor tijdelijke verwarming gebruikt. De radiatoren worden meestal bij een raam geplaatst.
WERKTUIGBOUW
De radiator bestaat uit een boven-en ondertank, met daartussen een koelblok, dat gewoonlijk uit dunwandige metalen buisjes bestaat. Wanneer door uitzetting teveel aan water ontstaat wordt dit via een overlooppijpje afgevoerd. Tegenwoordig wordt meestal een expansietankje geplaatst waardoor steeds dezelfde hoeveelheid koelvloeistof in het systeem aanwezig blijft en controle van het peil eenvoudig is (gesloten koelsysteem). Het bevriezen van de radiator wordt voorkomen door aan de koelvloeistof een antivries toe te voegen (een chemisch middel, meestal op ethyleen-glycolbasis) waardoor het stolpunt verlaagd wordt.