v. (-en), proletarisch-socialistisch georiënteerd regeringsstelsel.
Hoewel de Commune van Parijs (1871) feitelijk al een radenregering had, werd het systeem voor het eerst op grote schaal toegepast in Rusland: tijdens de revolutie van 1905 hadden sovjets (Russ., raden) daar vele economische en politieke functies op zich genomen. Na de Maartrevolutie van 1917 werden in Rusland nieuwe sovjets in het leven geroepen, die een belangrijke rol speelden bij de bolsjewistische machtsovername (Russische Revolutie). Tijdens de daarop volgende burgeroorlog moest het radenstelsel zijn macht echter afstaan aan de opkomende sterk gecentraliseerde bureaucratie, en werd het democratische karakter ervan ondermijnd.
Na de Eerste Wereldoorlog had het radenstelsel een revolutionerend effect op de linkervleugel van de Europese arbeidersbeweging. Zo werden in 1918 in Duitsland (Novemberrevolutie) raden gevormd, die echter in 1919 voor de instellingen van de Weimar-republiek moesten plaatsmaken. Aan de kortstondige radenregeringen van Beieren en Hongarije werd in 1919 met geweld een einde gemaakt. Tussen beide wereldoorlogen ontwikkelde zich, in oppositie tegen het gebureaucratiseerde Russische communisme, het radencommunisme, dat strak vasthield aan de proletarische radendemocratie en dat in Nederland gepropageerd werd door H.Gorter en A.Pannekoek.
Na 1950 werd de radengedachte tot nieuw leven gewekt in Joegoslavië, echter meer in de bedrijfsvoering dan in het staatsbestel. Pogingen in de andere Oosteuropese landen om tot de instelling van arbeidersraden te komen werden van hogerhand afgesneden. In Westeuropa leefde onder de revolutionaire studentenbeweging van de jaren zestig een hernieuwde belangstelling voor het radenstelsel, terwijl tijdens de Portugese revolutie in 1975 pogingen mislukten daar een radensysteem in te voeren.
LITT. G.Hillmann, Die Rätebewegung (2 dln. 1971); H.Dähn, Rätedemokratische Modelle (1975).