in de middeleeuwen zinnebeeld van de wisselvalligheid van het menselijk geluk: langs een door Fortuna gedraaid rad trachten figuren naar de hoogste paats te klimmen, andere vallen aan de andere kant omlaag. Het komt in de beeldende kunst voor sinds de 12e eeuw, o.a. in de roosvensters van romaanse en gotische kerken (San Zeno, Verona; Saint Étienne, Beauvais; Munster, Bazel), op miniaturen, fresco’s, tekeningen (Album van Villard de Honnecourt, 13e eeuw), gravures en wandtapijten.
Het werd ook aangewend als embleem op afbeeldingen van vorsten (b.v. gravures van de Genealogie en van de Triomf poort van keizer Maximiliaan I, miniaturen in de handschriften van zijn dochter, Margareta van Oostenrijk, wier devies ‘Fortune, Infortune, Fortune’ luidde.
LITT. J.J.M.Timmers, Christelijke symboliek en iconografie (1974).