[Hebr. rabbi], m. (-en), joods geestelijke met als voornaamste functies binnen een joodse gemeente: het beantwoorden van godsdienstvragen, oppertoezicht houden op het ‘ritueel’ (geoorloofdzijn van spijzen), houden van godsdienstvoordrachten en predikaties.
Eén van de voornaamste functies van een rabbijn was oudtijds voorzitter van het rabbinale hof (Aw Beth Din) dat recht sprak in civiele zaken. Thans is deze functie voornamelijk beperkt tot zaken van huwelijksvoltrekking en echtscheiding, terwijl civiele gedingen aan dit hof slechts bij arbitrage worden voorgelegd. De opleidingsschool voor rabbijnen in Nederland is sedert 1834 het Ned. Israëlitisch Seminarium .