v. (-en), een verhaal waarbinnen een ander verhaal, of aantal verhalen wordt verteld.
Naar het aantal binnen het omvattende kader gepresenteerde verhalen onderscheidt men cyclische raamvertellingen en afzonderlijke geëncadreerde verhalen. In het eerste geval bestaat het kader hierin, dat personen die door omstandigheden in elkaars gezelschap verblijven, met hun verhalen de tijd korten. In de Decamerone van Boccaccio zijn het jongelui die de pest te Florence zijn ontvlucht, in de Canterbury tales van Chaucer pelgrims op weg naar de schrijn van Thomas Becket, in de Unterhaltungen deutscher Ausgewanderten van Goethe emigranten. In de Duizend-en-één-Nacht vertelt de schone Sjeherazade elke nacht een verhaal om aan de wraak van de vrouwenmoordende sultan te ontkomen. In de afzonderlijk geëncadreerde verhalen treedt doorgaans een ik-verteller op, die aan de hand van een oude kroniek of van een voorval of herinnering zijn relaas doet. Vooral de Duitse litteratuur uit de 19e eeuw is rijk aan dit soort verhalen (C.F.Meyer, T.Storm). Ook binnen romans kunnen geëncadreerde verhalen voorkomen.
LITT. E.Auerbach, Zur Technik der Frührenaissancenovelle (1921); K.van het Reve, In die doos zat weer een doos (in: Forum der Letteren, 1961).